CHARLOTT WEISE

Venus zonder masker

‘Schilderen is als schrijven, maar met meer vrijheden, omdat taal de abstractie begrenst.’ Aldus Charlott Weise in 2020 toen ze een van de laureaten was van de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst in het Paleis op de Dam. Woorden hebben altijd een betekenis, een functie binnen de grammatica en de taal. Daar heb je bij het schilderen geen last van: een lijn op een doek kan gerust niets meer zijn dan een lijn. Weise omschrijft haar werk als notities die een verbeelding zijn van stormachtige opstapelingen van obsessies en gedachten. Dat doet ze in langgerekte verticale tekeningen en kleinere doeken waarin meestal een of meer vrouwengezichten te herkennen zijn, in inkt, pigmenten en andere materialen.

Op het schilderij Erde uit 2015 hangt een vrouw met bloot bovenlichaam met haar armen over elkaar, een borst hangt nonchalant over iets wat een wit laken lijkt. Hoe lekker geschilderd ook, de aandacht gaat vooral uit naar het hoofd van de vrouw: dat bestaat uit een felblauwe hemelbol. Op de plek waar Chili en Argentinië uitlopen in een punt is een vrouwengezicht te zien. Dit moet de godin van de aarde zijn. Haar nonchalante houding is irritant – ze zou zich best wat drukker mogen maken over haar huidige staat. Irritatie is waarschijnlijk precies wat de kunstenaar wil bereiken.

Weise werd in 1991 geboren in Görlitz, in de voormalige ddr. Nadat ze een paar jaar schilderkunst had gestudeerd aan de Universiteit van Dresden, werd ze in 2012 student aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Ook hier bleef ze schilderen, na haar afstuderen (cum laude) werkte ze verder als resident aan De Ateliers, ze woont en werkt nu in Amsterdam en Görlitz. De schilderijen waarmee ze de Koninklijke Prijs kreeg, baseerde ze losjes op het boek De passie uit 1964 van de Oekraiens-Braziliaanse schrijver Clarice Lispector over een vrouw die een kakkerlak opeet.

Op een foto op haar website zien we Weise in haar atelier. Ze ligt op haar buik op een bank, op de vloer liggen boeken opengeslagen. Ze draagt een zwarte blouse en heeft haar lange haar in een strakke staart. In haar handen heeft ze een schetsboekje en een pen, ze lijkt haar tekening te vergelijken met die in het boek eronder. In een stapel zijn boeken over Rembrandt en Sophie Taeuber-Arp te herkennen. Bovenop ligt een boek over het werk van Rita Ackermann, een Hongaars-Amerikaanse schilder die heldere, herkenbare afbeeldingen combineert met associatieve kleuren en lijnen – dat moet een grote inspiratiebron zijn voor Weise. Op de voorgrond liggen fruit en groente: blauwe druiven, artisjokken, peterselie. Op de stapel boeken staat een asbak, zo’n venusschelp, het dunne witte streepje in haar mond moet wel een sigaret zijn.

Met de foto laat Weise zien wat ze in haar artist statement in woorden beschrijft. Dat ze aan de ene kant vertrekt vanuit de klassieke figuratieve schilderkunst, maar zich daarbij concentreert op verbeeldingen, reproducties en uitingen van vrouwelijkheid. Ze zet vrouwelijke archetypen zoals de venus, de heks en de vampier in ongebruikelijke situaties. De mise-en-scène is daarbij weloverwogen, schrijft ze. Op de foto op haar site is Weise dus zelf een archetype.
Ze is naar eigen zeggen ‘smoorverliefd’ op de vloeibaar stromende eigenschap van olieverf en de overeenkomst met make-up. Ze gebruikt pigmenten en lippenstift ook als medium. In het schilderen laat ze haar onbewuste spreken. Elk schilderij wordt zo ‘a postmodern tableau, thinking cave art and wall painting with MTV playing 24/7’. Carte blanche uit 2016 is zo’n postmodern tableau. Het is een enorm doek van 2,5 meter hoog, waarop in rood krijt en olieverf twee vrouwenfiguren in elkaar verstrengeld staan onder een ronde boog. De achterste vrouw kijkt ons aan, de voorste lijkt een masker op te hebben en haar lange golvende haar komt tot aan de grond. Haren en gezichten zijn bescherming van een gevoelige binnenkant, een buffer, maar ook symbolen van schoonheid en verleiding. Hoe kan een vrouw in een schilderij verschijnen zonder dat de kunstenaar gebruik maakt van die accessoires? Is het een optie, lijkt Weise zich af te vragen, om met een schone lei te beginnen, en hoe ziet dat er dan uit?

Die vragen doen denken aan het werk van Rosa Loy, de Leipziger schilder die haar doeken vult met surrealistsiche scènes waarop vrouwen de hoofdrol spelen. Het zijn vrouwen met daadkracht, soms in broek, soms met vleugels of een bloementapijt als haren. Loy werkt met heldere figuren die ondanks hun onwerkelijke eigenschappen bestaan dankzij het schilderij. Weise benoemt in haar werk de gelaagdheid van haar schilderijen – ze werkt vaak met een onzichtbare ondertekening, daarna komen de associaties en de betekenisloze vormen. Het knappe is dat de beelden ondanks hun moeilijk te lezen vormen en vlakken tegelijk van een onuitsprekelijke helderheid zijn.